Welkom De webmobsters Downloads Prijsvraag Nieuws Woordenlijst
Verzet & smokkel Dieren & klokkies Publiciteit & media
Auto's & vrouwen Avonturen met pistolen Paultje's garderobe




Pistolen Paul Wilking, de Ongekroonde Koning van de Amsterdamse Onderwereld, wordt op 19 april 1924 geboren in de Jan Luykenstraat in Amsterdam. Hij komt, zoals hij zelf zegt, uit een goed nest. Zijn vader was ingenieur bij Hoogovens, zijn moeder runde het restaurant 'The Dutch Oven' op het Leidseplein.



Op de HBS, die ik overigens heb afgemaakt, was ik eigenlijk al bezig met wapens. Ik was niet zo geïnteresseerd in school en verdeelde mijn tijd liever tussen het lezen van knipsels over ijshockey idolen en het fabriceren van schietijzers. Ik kon de pistolen toen in een oogwenk uit de holsters pakken en ze even zo snel weer wegmoffelen. Kortom, al mijn zakgeld ging op aan de verrijking van mijn wapenarsenaal.



Door de oorlog is het eigenlijk een beroep van me geworden. Ik was sectiecommandant van de verzetsgroep Melchior. Daar zat ook Prakken in, die later hoofdcommissaris van de Zaandamse politie zou worden. Wij pikten wapens van de Duitsers die we dan weer leverden aan andere groepen. Ook repareerde ik veel verschillende wapens, zodat we steeds een gebruiksklare voorraad hadden. Ik ben uiteindelijk door de Duitsers gepakt, verraden door een dienstmeisje dat scharrelde met een matroos van de Kriegsmarine. Ze had gezien dat ik een Walter PPK had. De Feldgendarmerie heeft het hele huis overhoop gehaald, alle matrassen opengesneden, maar ze vonden niets. Toch moest ik mee, ik heb drie maanden gezeten tot de bevrijding. Voor mijn rol in het verzet heb ik overigens een aantal onderscheidingen gekregen. Van het Nederlandse koningshuis, maar ook van de Engelse koningin, omdat ik een Britse piloot over de linies heb gebracht.

 


Na die woelige jaren bleef ik in antieke wapens handelen en ben ik de horeca ingegaan. Ik was bedrijfsleider/eigenaar in de zaken van het Haagse Stevensconcern: Club Seven, L'etoile, Berenbak, Galeries, Sheherazade, Caveau Tzigane en Palais de danse. En ik ben ook een tijd bedrijfsleider van het Kurhaus geweest, waar ik nog steeds bijna ieder zondag kom om te lunchen. Het horecaleven had een bijzonder grote aantrekkingskracht op me. Al ben ik nooit een drinker geweest. Terwijl anderen zich lam zopen, hield ik het altijd maar op een glaasje melk.

Ik was eerder uit op gezelligheid, de contacten en een soepel lopende bedrijfsvroering. Altijd opgewekt en met verantwoordelijkheidsgevoel. Ik was wel vaak laat thuis, maar de volgende dag stond ik toch weer fris in de startblokken. Als ik dan mijn wapencollectie had opgepoetst, ging ik weer op weg naar de zaak.

In deze periode heb ik ook veel internationale contacten opgedaan. Op vakantie in Monte Carlo ontmoette ik Samuel Cummings. Een wapenhobbyist en tevens directeur-eigenaar van van de NV Interarmco, 's werelds voornaamste particuliere vuurwapenleverancier aan onderontwikkelde gebieden. Door Cummings zag ik een aantal nieuwe zakelijke perspectieven. In Der Spiegel werd ik meteen geassocieerd met Cummings als grootleverancier aan Algerije, Kongo, Guatemala en Angola.

Aan Algerije heb ik inderdaad geleverd. De vrijheidsstrijder Ben Bella is hierdoor een goede vriend van mij geworden. Ook Kongo was een klant van mij. Daar heb ik weer mijn vriendschap met Moboetoe aan overgehouden, de generaal van Tsjombe. Ik zelfs zijn Alpha Romeo overgenomen.


Ahmed Ben Bella


Afnemers van wapens heb ik nooit genoemd, tenzij ze heel ver weg zitten. Ik leverde ook niet voor er betaald was. Mij te riskant. Maar ik heb goed verdiend met de wapens.

Het was niet verboden om in wapens te handelen. Zolang de wapens maar in het buitenland bleven was er niets aan de hand en bleven transacties onopgemerkt. Bij in- en uitvoer werd het moeilijker, want dan moesten er vergunningen aan te pas komen. En ja, dan vielen er weinig zaken te doen.

Gewetensbezwaren heb ik nooit gehad. Deze bisnis is keihard. Overal waar het rommelde was behoefte aan wapens en daar kon ik een goeie pats zetten. En ook al is het moeilijk te geloven, bij al die wapenleveranties speelde idealisme ook een rol. Ik ben tegen onderdrukking en daarom leverde ik aan landen die voor hun vrijheid vochten: Kongo. Algerije, Guatamala, Cuba, Angola en Griekenland. Ik was en ik ben geen gewetenloze schrurk die alles voor geld doet. Smokkelen noem ik geen misdaad. Iedereen heeft wel eens wat meegenomen uit het buitenland zonder het aan te geven bij de douane. Dat is gewoon een kwestie van sportiviteit, alleen de een doet het iets groter dan de ander. Nu weet ik wel dat wapens iets anders is dan drank ofzo,.....maar het schijnt nodig te zijn. Mensen willen elkaar nou eenmaal vernietigen. Dat hebben ze altijd gedaan en dat zullen ze altijd blijven doen. En als ik ze geen wapens lever dan doet een ander het wel.

Ik liet een mooi kaartje drukken met een plaatje van een pistool en de tekst: wapenexpert. Rond deze tijd heb ik mijn horecacarrière afgesloten. De laatse keilewinkel die ik pachtte was de Amsterdamse Cockpit.

Handel drijven is, na mooie vrouwen, het beste wat er is. Het zit me gewoon in het bloed, al is het een vak waarin je wel enorm op link wordt genomen. Er gaat een speciale aantrekkingskracht vanuit om iemand, die eigenlijk helemaal geen trek heeft in een pistool, een pot kaviaar of een fijne kofferzet, zo hebberig te maken, dat ie het geen dag meer zonder dat pistool, die pot kaviaar of die fantastische kofferzet kan stellen. Ik kon, en dat kan ik nog steeds, goed lullen. Ik was in staat om de dominee van de gereformeerde kerk van de één of andere plattelandsgemeente een fijn schietijzertje aan te praten.


Pistolen Paul Wilking: Stoker in de hel?


Omstreeks 1949 ben ik al begonnen met het smokkelen van horloges. Ik was in die tijd lid van de bende van Schuine Piet. We smokkelden klokkies van hoogst lou toffe kwaliteit. Echte niegeshandel. Na een week waren ze al aan je pols vastgeroest en je mocht blij zijn als die uurwerkjes het na drie dagen nog deden. Zestien piek inkoop en verkoop vier joetjes. Er was eens een Overijsselse boer die op me afkomt en zegt: 'Mien jong, die klok van oe, die het maar drie dagen geloop'n.' Ik zeg: 'Dan heb je nog geluk gehad, er zijn er die het niet langer dan een uur doen.' Ik kreeg prompt een klap voor m'n kanus en lag voor kassie zes in een hoek van de zaak. Hard vak, maar dat risisco loop je als je eenmaal hebt gekozen tussen de kantoorkruk en de handel. Afijn, ik droeg die klokkies en meer van dat glimspul gewoon in mijn binnenzak en dan probeerde ik het zaakje te verhandelen aan de bar bij mijn favoriete stek de Heineken's Hoek.



In de Heineken's Hoek ontmoette ik ook al mijn gabbers als Tonio Hildebrand, Rijk de Gooyer, Rudi Carrell, Bueno de Mesquita en Toni Sailer. Met hen vermaakte ik me tot 's avonds acht uur. Dan ging ik meestal op huis aan, waar mijn derde en huidige vrouw Rietje op me wachtte. Ze verwende me op de Van Breestraat met haar fantastische kookkunsten, niks geen lawaai-jus. Ik ben altijd een grootconsumeerder geweest en hier dankte ik mijn 115 kilo aan.



Later op de avond kwam er dan wel eens iemand langs en dan werd er, niet door mij dus, stevig geborreld. Ik had in die tijd een enorm 1000-liter aquarium met piranha's in de kamer staan. Ik vond dat wel indrukwekkend en ach, wat konden die kleine happertjes nou voor kwaad in die bak.

Op een avond komt Rijk de Gooyer langs en die laafde zich zoals gewoonlijk weer stevig aan het vloeibare goud, dat in mooie kristallen flessen op de borreltafel stond. Hij was na een tijdje behoorlijk lazerus en hij was al zwetsend tegen die bak gaan staan. Toen stak die leipkikker met zijn babbels zijn fikken in het water en toen beet zo'n waterduivel een stukje van zijn vinger af. Dat was dus niet zo gis van hem.


bron: De roerige wereld van Pistolen Paultje


naar boven